Home Nieuws Voor welke leeftijd zet je het gezin van herkomst neer?

Voor welke leeftijd zet je het gezin van herkomst neer?

Deze maand in onze rubriek ‘de lezersvraag’: hoe maak je met poppetjes zichtbaar waar onze patronen in relaties vandaan komen? En begin je dan bij het begin en ga je de hele jeugd door, of kies je een bepaalde leeftijd, en hoe doe je dat dan?

 

 

Dit keer de vraag van supervisor Mirjam van Driel:

“Ik merk dat ik soms nog wel aan het zoeken ben bij een supervisant, als we het gezin van herkomst neerzetten (om op zoek te gaan naar patronen en coping die nu in de werksituatie ook vaak nog terugkeren) naar welke leeftijd uit de kindertijd we teruggaan. Voor welke leeftijd zet je het systeem van herkomst meestal neer? Of verschilt dit per situatie?”

Beste Mirjam, wat een mooie en herkenbare vraag! In de Duplo-methode Een Taal Erbij werken we vaak met het gezin van herkomst, omdat daar de basispatronen zichtbaar worden die later in werk, relaties of vriendschappen doorspelen. En dan komt inderdaad die praktische vraag: naar welke leeftijd ga je terug? Zet je het systeem neer in de peutertijd, rond de basisschoolleeftijd, of juist in de puberteit? Of ga je de hele levensloop door? En welk poppetje gebruik je daar dan voor?

Het korte antwoord: er bestaat niet een vaste leeftijd waar je naar teruggaat. Het lange antwoord volgt hieronder. Het hangt helemaal af van het verhaal dat zich aandient, van het moment waarop patronen en coping zichtbaar zijn geworden in het leven van de supervisant en van de wens en vraag van de supervisant zelf.

Om met het eerste te beginnen: rond welke leeftijd is een patroon begonnen? Een supervisant vertelt jou bijvoorbeeld dat hij in het huidige werk de neiging heeft om zichzelf weg te cijferen en daardoor stress, gevoelens van onzekerheid en frustratie richting collega’s ervaart. Jij vraagt vervolgens of hij dat gedrag van zichzelf herkent in andere situaties of van vroeger. En hij vertelt jou: ‘ik was altijd het rustige kind vroeger, dat zich vooral aanpaste. Mijn ouders hadden al hun handen vol aan mijn zus.’

Dan helpt het om die periode (kort) neer te zetten met een klein poppetje van de supervisant dat staat voor de leeftijd waarop dit rustige kind, met het patroon van aanpassen ontstaan is, bijvoorbeeld rond 5, 6 jaar. En daarbij kan je het gezin van herkomst neerzetten met de ouders en de zus. Je vraagt altijd toestemming, bv: ‘vind je het goed dat we die situatie van vroeger ook even neerzetten met poppetjes, zodat we misschien beter begrijpen waar dat gedrag vandaan komt?’

 

Voorbeeld 1 – Het stille kind van zes

De supervisant vertelt dat hij in zijn huidige werk altijd de neiging heeft om zichzelf weg te cijferen: hij neemt de lastige taken over, houdt zijn mening voor zich, en hoopt dat het team dan beter loopt en hij niemand tot last. Ik vraag: “Herken je dat gedrag van jezelf van vroeger?’ En: ‘Hoe oud was je toen je dat voor het eerst deed?” Hij vertelt: “Op de basisschool. Ik denk dat ik zes was.”

Met de Duplo-poppetjes zetten we hem als klein jongetje met een klein poppetje neer. Hij pakt een groot blok waar we zijn zus op zetten, die “vaak moeilijk en boos” was. Voor zijn moeder kiest hij een poppetje dat hij achter een hoge toren van blokjes plaatst: “ze was vaak onbereikbaar, in haar eigen zorgen.” Zijn vader komt wat verder weg te staan, kijkend naar zijn moeder.

Het beeld spreekt meteen: een klein jongetje, onzichtbaar en eenzaam in een gezin waar iedereen het zwaar heeft en druk is met het zusje. Het wordt duidelijk dat het kleine jongetje zich onzichtbaar maakt (een wit matje onder het poppetje) om zijn ouders niet tot last te zijn, en daardoor zien anderen niet hoe het met hem gaat. Door dit te zien, begrijpt de supervisant (in het beeld het grote poppetje met de groene trui) beter waar zijn huidige coping vandaan komt. En hij kan zien hoe hij als jongetje hiermee ook zorg droeg voor het gezin (het schatkistje).

 


Foto 1: supervisant kijkt naar situatie van vroeger

 

We nemen vervolgens het kleine poppetje uit het gezin mee naar de situatie nu op het werk. En we onderzoeken hoe dat oude gedrag en coping (het kleine poppetje op een wit matje) ook nu speelt in het werk: ‘is het nog steeds nodig om jezelf weg te cijferen?’ Of: ‘hoe zou het zijn om ‘nee’ te zeggen tegen je collega? Wat gebeurt er dan met deze (wijzend naar het kleine poppetje)?’. Zo krijgt de supervisant inzicht in zijn eigen (onhandige) gedrag op het werk en ziet hij dat hij daar nu wél invloed op kan uitoefenen. Je kan eventueel materiaal uit het eerdere beeld meenemen, zoals ik nu de toren meegenomen heb die de supervisant weerhoudt van het echt contact maken met zijn collega’s.

 


Foto 2: dezelfde coping uit het verleden in het heden plaatsen.

 


Foto 3: bewustwording en erkenning geven aan de onderliggende intentie van het zichzelf wegcijferen.

 


Foto 4: nadenken over en oefenen met nieuw gedrag

 

En als de onbewuste coping meer bewust is geworden, kijken we naar mogelijkheden voor nieuw gedrag: ‘Wat zou jij (wijzend naar het grote poppetje) liever willen doen in deze situatie? Terwijl je nog steeds zorgt dat deze zich gezien voelt door jou (wijzend naar het kleine poppetje).’ We onderzoeken samen met poppetjes en materialen hoe het nieuwe, meer zichtbare gedrag eruit kan zien.

In andere gevallen kan juist de puberteit relevant zijn. Bijvoorbeeld, een supervisant vertelt jou over situaties met cliënten waarin zij regelmatig in de rol van tussenpersoon belandt. Dan kan het helpen om te onderzoeken of ze die rol van zichzelf herkent van eerdere, andere situaties, bijvoorbeeld in het gezin van herkomst: ‘is dit een rol van jezelf die je ook herkent in andere, eerdere situaties?’

Dan kan het handig zijn om die situatie van vroeger (kort) uit te beelden met poppetjes, waarbij je een tiener-poppetje van Playmobil gebruikt voor de supervisant als tiener in haar gezin. En daarbij kan je het gezin van herkomst neerzetten met de ruziënde ouders. Je vraagt altijd toestemming, bv: ‘vind je het goed dat we die situatie met je ouders ook neerzetten met poppetjes, zodat we kunnen kijken of je er iets van herkent in de situatie op het werk?’

 

Voorbeeld 2 – De puber die bemiddelt

De supervisant beschrijft hoe zij op haar werk steeds in de rol van ‘tussenpersoon’ belandt en ze zich geduwd voelt richting stelling nemen tussen ouders en kinderen. Zij wil dit helemaal en niet en het past ook niet bij haar rol in het werk, maar toch gebeurt het. Ze ervaart er weinig invloed op en heeft er last van. Na de vraag of ze dit van zichzelf herkent in andere, eerdere situaties, vertelt ze: ‘vanaf de middelbare school voelde ik dat ik de rol van bemiddelaar in het gezin moest vervullen. Mijn ouders hadden vanaf die tijd veel ruzie.’

Ze kiest een poppetje voor zichzelf van ongeveer 14 jaar en plaatst dat letterlijk in het midden, tussen haar vader en moeder in. Haar vader staat aan de ene kant, op een groot blok, met een schadeteken ernaast als symbool voor de voortdurende boosheid. En haar moeder staat aan de andere kant, ook op een blok maar wat verder weg, met een symbool dat voor haar minder zichtbare maar wel voelbare boosheid staat. De supervisant staat er middenin, met de armen vooruitgestrekt alsof ze hen uit elkaar moet houden en tegelijk tot hulp moet zijn.

Het zien van dit tafereel maakt voelbaar hoe zwaar die bemiddelingsrol van toen was. In de supervisie onderzoeken we hoe ze die rol nu opnieuw op zich neemt bij cliënten, en wat ze liever zou willen doen. Dat zetten we vervolgens ook weer met het materiaal neer.

 


Foto 5: supervisant kijkt naar eigen situatie van vroeger, een situatie die bij haar in het werk getriggerd kan worden, waardoor dezelfde coping (het witte matje) in het hier en nu actief wordt. Het schatkistje maakt zichtbaar welke functie de coping vroeger had. En het kleintje op het rode matje staat voor de gevoelens en behoeften van de supervisant in dat moment, waar mogelijk te weinig aandacht naar uit ging.

 

Deze voorbeelden laten zien hoe flexibel je met leeftijd kunt werken. Soms kom je uit bij zes jaar, soms bij veertien, en soms maak je zelfs meerdere opstellingen na elkaar om te zien hoe patronen zich door de tijd heen ontwikkelen. Het materiaal helpt om zichtbaar te maken wat vaak onbewust en impliciet was – en dat is de kracht van Een Taal Erbij: het onzichtbare bewust en voelbaar maken.

Het grote verschil tussen vroeger en nu is dat er in het nu het grote, volwassen poppetje is: het mentaliserend vermogen van de supervisant. Die was in het verleden nog ondergesneeuwd, of nog niet sterk ontwikkeld. Maar die wil je nu juist versterken. En dat doe je door die te bevragen met bijvoorbeeld vragen als: ‘als je nu zo kijkt naar die situatie vroeger, wat voel je dan?’ Of: ‘als je jezelf zo ziet staan bij deze cliënten, wat zou je het liefst willen doen?’

De kunst is dus om geen standaardleeftijd te kiezen, maar je te laten leiden door de herinnering en beleving van de supervisant of cliënt. Een paar eenvoudige vragen kunnen richting geven: “Wanneer herinner je je dat dit patroon voor het eerst een rol speelde?” of “Hoe oud was jij toen je deze manier van reageren ontwikkelde?”

En het mooie van werken met Duplo is dat je flexibel kunt bewegen in de tijd. Je kunt beginnen bij een leeftijd die spontaan naar boven komt en daarna terug- of vooruitgaan. Soms zet je het gezin eerst neer in de vroege kindertijd en daarna nog eens een paar jaar later, om te zien hoe patronen zich verdiepten of juist veranderden. Supervisanten ervaren dat vaak als heel verhelderend: je ziet opeens de lijn door de tijd.

 

Praktisch handvat

Als je twijfelt bij welke leeftijd je het gezin van herkomst neerzet, stel dan simpelweg deze vraag aan de supervisant:

“Als je denkt aan het patroon waar je nu last van hebt, hoe oud was je toen je dat voor het eerst herkende?”

Laat de supervisant dat moment kiezen, en gebruik dát als startpunt. Daarna kun je altijd samen terug- of vooruitbladeren in het ‘fotoalbum’.

Dus de uitnodiging aan jou: probeer het eens uit in je eerstvolgende sessie. Vraag naar die leeftijd, zet het neer, en kijk wat er zichtbaar wordt. Vaak ontstaat er een rijk gesprek dat precies raakt aan de kern waar het om gaat. En geloof me: dát zijn de momenten waarop supervisanten ervaren hoe krachtig poppetjes kunnen zijn!

Tessel Zwart, September 2025

Nieuwsbrief

Wil jij ook als eerste op de hoogte zijn van de nieuwste ontwikkelingen van Een Taal Erbij? Schrijf je dan nu in voor onze nieuwsbrief!

Please wait...

Bedankt voor het inschrijven!