In het vorige artikel vertelde contextueel therapeut Els Ydo (1946) hoe de methode Een Taal Erbij ontstond uit een koffertje vol Duplo-poppetjes, bedacht door Marleen Diekmann (1949–2007) en verder uitgewerkt samen met Els Ydo en Ady van Doornik (1952). Wat begon als een intuïtieve, beeldende manier om verhalen zichtbaar te maken, groeide in de loop van de jaren uit tot een volwaardige systemische methodiek.
In dit tweede deel vertelt Els hoe Een Taal Erbij zich verder ontwikkelde: van de eerste trainingen in oorlogssituaties tot de verdieping in Amsterdam, waar de methode echt gestalte kreeg.
Terug in Nederland: van overleven naar doorontwikkelen
Na de intensieve jaren keerde de rust langzaam terug. “Marleen was eerst in haar eentje naar Afrika gegaan,” vertelt Els. “Daar werkte ze met Artsen zonder Grenzen en ontdekte ze hoe krachtig de poppetjes waren als je geen gemeenschappelijke taal hebt. Later, in de jaren negentig, reisden Marleen, Ady en ik samen naar voormalig Joegoslavië.
In Sarajevo gaven Marleen en ik een tweedaagse training aan psychiaters over trauma, midden in de Bosnische burgeroorlog. Sarajevo was een bijzondere stad: multicultureel, prachtig gelegen in een dal tussen de bergen – maar ook levensgevaarlijk. Als je de straat overstak, moest je rennen om niet geraakt te worden door snipers. De lokale televisie was aanwezig om de training te filmen. We hadden nauwelijks besproken hoe we het zouden aanpakken, en al snel merkten we dat de psychiaters er heel anders over dachten. Voor hen was trauma iets dat je met medicatie moest behandelen, niet met praten.
Marleen gaf les aan de ene helft en ik aan de andere. Ik wist niet goed waar ik moest beginnen. Uiteindelijk besloot ik de psychiaters te vragen naar hun eigen ervaringen met de oorlog, en liet ze die met de poppetjes neerzetten. Toen gebeurde er iets. De mannen die eerst nog afstandelijk waren, begonnen te vertellen – sommigen moesten huilen. Er kwam iets in beweging, iets wat ze lang hadden weggestopt. Even later klonken de klokken uit de bergen: het middaggebed. Opeens was iedereen weg. Marleen en ik konden toen even de ochtend met elkaar bespreken. We bleken allebei precies dezelfde aanpak te hebben gekozen, zonder het van tevoren te bespreken. Aan het einde van de training was de sfeer totaal veranderd: door wat ze zelf voelden, beseften ze dat medicatie niet de enige oplossing was.”
Pas toen ze weer terug waren in Nederland, kwam er ruimte om stil te staan bij alles wat ze hadden meegemaakt. Marleen, Ady en Els trokken zich regelmatig terug in een hotel in Bergen om in alle rust hun ervaringen te ordenen. Daar ontstonden de eerste trainingsdagen waarin het werken met poppetjes werd uitgelegd als een methodiek, met een heldere structuur en theoretische basis.
“De oorlog had ons laten zien hoe krachtig symboliek is,” zegt Els. “In Sarajevo hielpen de poppetjes om onuitspreekbare pijn zichtbaar te maken. In Amsterdam leerden we dat ze ook werken bij gewone gezinnen, bij koppels die vastlopen, bij rouw of hechtingsproblemen. Overal waar woorden tekortschieten, kun je iets neerzetten.”
Van individueel naar systemisch
Waar Een Taal Erbij in het begin vooral individueel werd gebruikt, groeide het al snel uit tot een manier om relaties en systemen zichtbaar te maken. “Met één cliënt begon je vaak met een enkel poppetje,” legt Els uit. “Maar al gauw kwamen daar anderen bij – een partner, een ouder, een kind. Dan zag je hoe alles met elkaar verbonden is. De tafel werd als het ware een miniatuur van het familiesysteem.”
Die uitbreiding bracht ook nieuwe inzichten. Te veel poppetjes kon overweldigend worden, te weinig gaf onvoldoende nuance. “We leerden doseren,” zegt Els. “Niet alles hoeft tegelijk op tafel. Het gaat erom dat iemand contact maakt met wat er speelt, niet dat het plaatje compleet is.”
Langzamerhand kreeg de methode meer lagen. Er kwamen matjes bij om gevoelens neer te zetten, symbolen om rouw of afstand zichtbaar te maken, en een verfijnder onderscheid tussen verschillende delen van de persoon zelf.
Het derde poppetje
Een belangrijke, inhoudelijke vernieuwing kwam van Els zelf: het idee van het derde poppetje. Naast het volwassen poppetje en het innerlijke kind kwam er een derde figuurtje bij: het overlevingskind.
“In de oorlog ontmoetten we veel mensen die vreselijke dingen hadden meegemaakt,” vertelt Els. “Ze hadden geleerd om hun gevoel uit te schakelen. Dat overlevingsdeel beschermt, maar sluit ook af. In de therapie zagen we dat terug: sommige cliënten konden niet meer voelen. Toen realiseerde ik me dat we daar een apart poppetje voor nodig hadden.”
In de opstelling betekent het overlevingskind dat iemand heeft moeten kiezen voor overleven in plaats van voelen. Door het zichtbaar te maken ontstaat ruimte om langzaam weer contact te maken met het oorspronkelijke kind – het deel dat wél kan voelen. “Dat moment waarop iemand dat herkent, is vaak ontzettend ontroerend,” zegt Els. “Het is alsof er iets zachts terugkeert.”
De contextuele laag
Naast het systemische denken kreeg ook de contextuele dimensie van Nagy een vaste plek in de methode. De balans van geven en ontvangen tussen generaties – waar het ooit mee begon – werd concreet zichtbaar in de opstellingen.
“Als je de geschiedenis van een familie uitzet met poppetjes, zie je soms letterlijk waar de zorg niet kon stromen,” legt Els uit. “Waar iemand te veel heeft gegeven, of juist niets heeft ontvangen. Door dat zichtbaar te maken, kun je opnieuw kijken: wat is van mij, wat hoort bij de vorige generatie? Die verschuiving brengt vaak opluchting.”
Ook thema’s als hechting, verlies en loyaliteit kregen een duidelijke plek. De methode groeide zo uit tot een instrument waarmee niet alleen individuele pijn, maar ook relationele en intergenerationele patronen onderzocht kunnen worden.
De kracht van eenvoud
Ondanks al die theoretische verdieping bleef de kern hetzelfde: iets neerzetten om iets te kunnen voelen. “De poppetjes brengen rust,” zegt Els. “Je hoeft niet meteen de juiste woorden te vinden. Het beeld doet het werk. En doordat je er letterlijk naar kunt kijken, kun je ook afstand nemen.”
Dat maakt Een Taal Erbij zo breed toepasbaar: van gezinnen met opvoedproblemen tot stellen in relatietherapie, van kinderen met verlieservaringen tot volwassenen die vastlopen in oude patronen.
Reflectie
“In Amsterdam vonden we de taal bij wat we eerder intuïtief hadden gedaan,” vat Els samen. “Daar werd Een Taal Erbij echt een methodiek.”
Wat begon met een paar poppetjes in een koffertje groeide uit tot een complete manier van werken, gedragen door theorie én ervaring. En hoewel Marleen Diekmann in 2007 overleed, leeft haar werk voort in iedere therapeut, coach of psycholoog die met Een Taal Erbij werkt.
Els glimlacht: “Soms denk ik: wat zou Marleen trots zijn geweest. Dat haar eenvoudige idee zóveel mensen helpt – in alle uithoeken van de wereld.”
Lees ook deel 1:
Het ontstaan van Een Taal Erbij: van pionieren naar een koffertje met poppetjes